F.O.R.T. Song
Het gevoel (wijze: Dodenrit. Drs. P).
‘s Morgens om tien uur, ik lig al in de rij.
Rond een uur of half vier, ziet de F.O.R.T.-cie mij.
Ze doen de deur vast open, zodat ik binnen kan.
Ik pak een mooie kruk, en kijk daar zit ik dan.
Een fust wordt aangeslagen, de ruiter gaat omhoog.
Ik zie het voor mijn neus, ik zit al aan de toog.
De koelkast die is aangevuld, misschien gaat hij wel leeg.
Wat zou het toch geweldig zijn als ik een biertje kreeg.
Na een half uur wachten, vangt de borrel aan.
Volgens de traditie met het openen van de kraan.
Het bier dat vloeit in glazen en die glazen gaan naar mij.
Zodat ik ze kan legen, en daarvan word ik blij.
Er zijn nog weinig mensen, maar daar komen er al meer.
Meer zielen is meer vreugde, en dat verhoogt de sfeer.
Ik drink met allen mee, en toast op een goed man.
Ik toast eig’lijk op alles, als ik maar drinken kan.
Dat drinken vind ik lekker, dat drinken kan ik goed.
Mijn vrienden drinken mee, het bier dat doet ons goed.
Ik hak hem even weg, een nieuwe komt eraan.
Hij ziet er nog mooi uit, hij kwam net uit de kraan.
Ik bestel een tosti en een broodje worst.
En om die weg te spoelen een pilsje voor de dorst.
Ik kijk eens om mij heen en zie een groot taboe.
Iemand wil gaan bellen, een cie-lid snelt al toe.
Het is nu half vijf en ‘t raakt al aardig vol.
Zij komen nu pas binnen, ik ga al uit mijn bol.
Zij zijn nu nog nuchter, maar ze willen er voor gaan.
De krukken zijn nu op, ze moeten blijven staan.
Dat staan is niet zo erg, er is nog plaats genoeg.
In deze fijne bruine, archetype kroeg.
De tafel die is leeg dus er komt een blaadje op.
Het is hier ook niet duur, de centen gaan niet op.
Aan de roodgestipte muur hangt de galerij.
Na een zwaar commissiejaar komt er een foto bij.
Ze zijn onze geschiedenis, commissies van weleer.
De helden van de F.O.R.T., Groten zondermeer.
Die tap glimt zeker mooi, de Tappers doen hun werk.
Dat spreekt ook wel vanzelf, dat is hun handelsmerk.
Ze tappen mooie biertjes, en halen nog een fles.
Dat Tappen is toch wel, een meeschterlijk proces.
Het is nu vijf na vijf en het is nu stampe vol.
Waar komen ze vandaan, hoe vinden ze dit hol.
Bestellen is nu moeilijk, ‘t is nu veel te druk.
Ik kan niet naar de plee, omwille van mijn kruk.
De muziek gaat hard en zacht, iemand roept iets om.
Ik hoor niet wat hij zegt, maar de bel die klinkt alom.
Het bier dat is nu gratis, het is weer eens zover.
Natuurlijk is het Brand, dat is het van oudsher.
‘t Is nu half zes, de eersten gaan naar huis.
Ik kan dit niet geloven, dit is vast niet pluis.
Mijn blaas raakt al voller, ‘k verlang zo naar de plee.
Toch durf ik hier niet weg te gaan mijn kruk die mag niet mee.
Ik kijk op mijn horloge, en zie ineens de tijd.
Die vliegt helaas voorbij, door de gezelligheid.
De laatste ronde wordt geschreeuwd, dat doet me nogal zeer.
Het einde is nabij, ik bestel er nog wat meer.
Het is nu half zeven, de lampen die gaan aan.
Ik kan nu dus veilig naar de wc toe gaan.
Kom ik dan weer terug, heb ik toch nog pech.
Een Tapper heeft mijn kruk, een cie-lid stuurt me weg.
Ik probeer met hem te praten, hij geeft mij slechts advies.
Er zijn nog andere kroegen, maar het bier daar is zo vies.
Ik word er uit gesmeten, dat is niet zo fris.
Maar mijn troost is dat, zij snel weer open is.
De F.O.R.T. is hier, dus niet daar (ref.)
Het glas is leeg waar ik naar staar.
Een rondje is een groot gebaar.
Er staat alweer een Brand-bier klaar.
Steeds uit voorraad leverbaar.
Hé een dronken adelaar.
Ja je ziet er veel dit jaar.
Foei hoe sufferd staat gij daar.
Wat drinkt daar toch die barbaar.
Kut wat is die draak toch zwaar.
Kotsen in een urinoir.
Zijn die worsten nu al gaar.
Drinken doen we met elkaar.
Estafettes geen bezwaar.
Kingzen is een groot gevaar.
Doe nog maar een schrobbelaar.
Leve onze borrelaar!!!